ok2000menu




Schilderen voor het nageslacht Friese Orgelkrant 2000
 

Ambachtelijk schilder Klaas de Graaf

Prachtig op tijd rijd ik het rustige Burdaard binnen. Aan de Jislumerdyk staat het woonhuis van schilder Klaas de Graaf. Naast het woonhuis is de verfwinkel annex werkplaats gevestigd. Dit jaar beëindigt hij zijn schildersbedrijf, maar met schilderen en aanverwante zaken stopt hij nog niet. Daar krijgt hij gewoonweg de kans niet voor, want hij is een veelgevraagd man. Wie is deze Klaas de Graaf en waarom willen wij een interview met deze schilder voor de Friese Orgelkrant?

Klaas de Graaf is geboren in Ternaard. Voor orgelliefhebbers is Ternaard bekend vanwege een fraai klinkend Van Damorgel in een prachtige Baderkas. Hoewel hij van huis uit geen speciale belangstelling voor het orgel heeft meegekregen, keek hij elke zondag gefascineerd naar het orgel in de hervormde kerk. Lange tijd fantaseerde hij dat er vogeltjes in het orgel zaten tot de plaatselijke organist hem van dat idee afbracht.
Vanaf 1947 bezocht Klaas de Graaf de schildersopleiding aan de ambachtschool in Dokkum. 's Winters ging hij naar school, 's zomers werkte hij als schildersknecht. Zodoende kwam hij ook voor onderhoudswerk in kerken terecht, wat hem alle gelegenheid bood een kerkorgel eens van dichtbij te bekijken. Daardoor werd zijn interesse voor het kerkorgel verder gestimuleerd en hij leerde zichzelf wat orgel spelen. Toen hij in militaire dienst was, kon hij al de samenzang bij een 'overdenking' begeleiden. Weer thuis in Ternaard werd een tweedehands harmonium aangeschaft. Langzaam maar zeker was aldus zijn belangstelling voor kerkorgel en orgelspel gewekt.
Het zou nog een poos duren eer hij professioneel met het kerkorgel te maken kreeg. In 1960 vestigde Klaas de Graaf zich als zelfstandig huisschilder in Burdaard (Birdaard). Pas in 1967 kreeg hij min of meer bij toeval te maken met restauratiewerkzaamheden in een kerk. Met een familielid bezocht hij de hervormde kerk in Aldeboarn (Oldeboorn), die werd gerestaureerd. In deze kerk staat het eerste orgel van de orgelmaker Van Dam. De Graaf ontdekte tijdens dat bezoek, dat de vergulde decoraties aan het orgel niet echt van goud waren. Uiteindelijk leidde deze ontdekking tot een onderzoek van TNO, waarbij werd vastgesteld dat het verguldsel inderdaad geen echt verguldsel was. Eén en ander leidde ertoe dat De Graaf betrokken werd bij het verven van het plafond van de kerk. Een hele klus: 550 m2 plafond moesten secuur worden afgekrabd om mogelijk overgeschilderde decoraties te kunnen ontdekken. Die werden inderdaad gevonden, in de vorm van engeltjes en sterren. Daarna is het plafond hemelsblauw geschilderd, waarbij de ontdekte engeltjes en sterren opnieuw werden verguld. In zijn enthousiasme verguldde De Graaf de zijvleugels van het orgel gratis. In zijn woonplaats Burdaard nam zijn bedrijf het schilderwerk bij een grote opknapbeurt van de hervormde kerk voor zijn rekening. Ook het orgel werd daarbij opnieuw geverfd. In 1973 werd in deze kerk een nieuw orgel, afkomstig uit de voormalige rooms-katholieke kerk in Kuinre, geplaatst. Het orgel werd bij de herplaatsing opnieuw geverfd, weer door schildersbedrijf De Graaf.

De volgende vijftien jaar raakte het schildersbedrijf De Graaf zo nu en dan nog eens bij herstelwerkzaamheden aan een kerk betrokken, meestal in Friese dorpen niet ver van Burdaard. Als hervormde schilder mocht hij in 1989 ook de gereformeerde kerk van Burdaard opknappen. Pas vanaf 1992 kun je zeggen, dat het schildersbedrijf echt gespecialiseerd raakt in restauratiewerk aan kerken en kerkorgels. Tot de verbeelding sprekende restauraties waaraan De Graaf heeft meegewerkt zijn die van de hervormde kerk in Engwierum (1993), Rinsumageest (1995), Franeker (1996/1997), de doopsgezinde kerk in Sneek (1997) en onlangs die van de hervormde kerken in Driesum en Warstiens (1999). Momenteel werkt hij mee aan de restauratie van kerk en orgel in Warten (hervormde kerk). Aan de restauratie van ruim 20 kerken heeft hij in de loop van bijna tien jaren meegewerkt. Naarmate het interview vordert, komt De Graaf meer op zijn praatstoel te zitten. Hij blijkt een enthousiast verteller te zijn. En als hij in zijn enthousiasme de draad van zijn verhaal kwijt dreigt te raken, dan is daar zijn vrouw om hem aan te vullen en te corrigeren met behulp van de drie plakboeken, die zij van de belangrijkste restauratiewerkzaamheden heeft aangelegd.
Natuurlijk zijn voor een 'restauratieschilder' bepaalde ambachtelijke vaardigheden onmisbaar. Je moet kunnen vergulden, je moet kunnen 'houtschilderen' en marmeren. De basis voor deze vaardigheden is bij De Graaf tijdens zijn vakopleiding aan de ambachtschool in Dokkum gelegd. In een aantal moest hij zelfs examen doen. Niet lang nadat hij de ambachtschool had verlaten, werden deze uit het examenprogramma van de schildersopleiding geschrapt! Voor een belangrijk deel is daarmee verklaard, dat schilders als De Graaf schaars worden. Maar toch is volgens De Graaf daarmee niet alles gezegd. Het gaat veeleer om precisie, geduld en interesse. De Graaf rolt in nieuwe verhalen over de psalmborden van Engwierum en over de decoraties op het orgelfront in Rinsumageest.
Geduldig en minutieus afkrabben van oude verflagen en het raadplegen van literatuur leidden tot de ontdekking van de originele tekst, lettertypen en tekeningen op de psalmborden van de hervormde kerk in Engwierum. Voor de restauratie van deze kerk moest De Graaf zichzelf aanleren in mahonie te houtschilderen. Dat had hij nog nooit gedaan en ook in zijn opleiding niet gehad. Iets dergelijks gold voor de restauratie in Warstiens (waarover elders in deze krant meer). Daar moest hij in palissander houtschilderen. Ook dat had hij nog nooit eerder gedaan en moest hij dus zichzelf eveneens aanleren

In Rinsumageest (1995) ontdekte De Graaf bijzondere decoraties op het orgelfront. Hij was maar voor beperkte werkzaamheden bij de restauratie van het orgel betrokken en de schilder die grotendeels het orgel 'deed' zou de decoraties zomaar 'weggeverfd' hebben, als De Graaf zijn spiedend oog niet nauwlettend over het front had laten gaan. Twee van de drie decoraties werden teruggevonden, de derde was al teveel beschadigd. Die is toen in de stijl van de andere twee nagemaakt.

In Warten (Wartena) kwam hij achter de originele kleur van het orgel, terwijl er eigenlijk al tot een andere kleurstelling besloten was. Deze voorvallen illustreren in alle duidelijkheid wat De Graaf bedoelt en bezielt. Niet maar 'kwasten' omdat de opdrachtgever ervoor betaalt, maar goed kijken, nagaan hoe de situatie in andere kerken is, boeken en deskundigen raadplegen; vervolgens met de restauratie-adviseurs overleggen en suggesties doen. Iemand als Jan Jongepier luistert graag naar raad van De Graaf.
Worden zulke schilders nog wel geboren? Je zou het ergste vrezen, maar helemaal pessimistisch is De Graaf niet. Er zijn in Friesland een paar goede bedrijfjes, waaronder een nieuwe 'starter' in Leeuwarden.

Terwijl we nog een kopje thee drinken, komen we te spreken over het meewerkende gezin van De Graaf. Want dat het gezin veel heeft meegewerkt, is een ding dat zeker is. Dat komt vooral doordat De Graaf veel werk graag mee naar huis neemt. Als stukken van een orgel afneembaar blijken te zijn, dan kan hij thuis rustiger werken. Hij kan er beter bij en wat voor veel werk van belang is, de temperatuur is thuis beter voor een goed droogproces. In de kerken is het vaak te koud en te vochtig. Het meest trouwe en meest ervaren meewerkende gezinslid is zonder enige twijfel zijn echtgenote. Zij helpt niet alleen met schoonmaken en afkrabben van dingen, maar ook bij het vergulden van sierwerk. Dat kan zij als de beste. Vergulden gebeurt vaak in de huiskamer. Vandaar dat mevrouw De Graaf veelal duur stof in de stofzuiger heeft: stof van goud. Een deel ervan bewaart zij in een bakje. Je weet maar nooit waar het nog eens goed voor is.

Met zijn tweeën hebben zij ook het nodige beleefd en dan volgt een serie nieuwe verhalen. Bijvoorbeeld over Swichum, waar zwaar weer het vergulden van de kerkhekken verstoorde en over de doopsgezinde kerk in Sneek waar ze om 5 uur 's morgens al aan het werk togen, omdat anders de lijm voor het verguldsel teveel zou zijn gedroogd.
De verhalen monden uit in uiteenzettingen over kwaliteitsverschillen tussen verschillende soorten verguldsel. En over wanneer het verguldsel aangebracht moet worden. Hoe eerder dat gebeurt - en de lijm dus nog veel moet drogen - hoe doffer het goud wordt. Hoe later dat gebeurt - en de lijm dus al bijna droog is - hoe meer het goud glimt.

De tijd is omgevlogen, ruim drie uur heb ik van De Graafs verhalen kunnen genieten. Een bevlogen man met een uitzonderlijke liefde voor zijn vak en voor de kunstschatten die hij restaureert. 'Dat is het', vertrouwt hij me aan het eind van het gesprek toe, 'dat je bezig bent met cultuurhistorische dingen die waarde hebben voor volgende generaties. Schilderen voor het nageslacht. Wat is er nou nog mooier?'
Nu hij 65 jaar is geworden, beëindigt hij weliswaar zijn schildersbedrijf, maar zijn expertise gaat gelukkig niet verloren voor kerk- en orgelrestauraties in Friesland. Op 'projectbasis' zal hij als individu nog restauratiewerk blijven doen. Gelukkig maar.

JSJ


stuur link via whatsapp stuur link via mail kopieer link naar clipboard